Er was een aantal interessante betogen te lezen waarin het werd opgenomen voor kinderboekenschrijver Pim Lammers. De auteur werd met de dood bedreigd omdat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan het verheerlijken van pedofilie. Aanleiding was een verhaal (geen kinderverhaal) dat hij ooit had geschreven over de vrijwillige, seksuele relatie tussen een kind en een volwassene.
De teneur die uit de golf van steunbetuigingen sprak, was eenduidig. Het misverstand werd veroorzaakt omdat de meute geen onderscheid wist te maken tussen de kunstenaar en zijn kunst. Wat hierbij opviel, was dat het niet zozeer de analyse van het verhaal zélf was waarmee men de beschuldiging probeerde te ontkrachten; er werd vooral gewezen op het feit dat het fictie betrof – alsof verzonnen verhalen per definitie geen maatschappelijk effect kunnen hebben. Degenen die wel in het verhaal op zoek gingen naar bewijs ter vrijpleiting, leken het echter ook eens te zijn: in Trainer werd pedofilie duidelijk veroordeeld.
Dat we te allen tijde voor bedreigde schrijvers horen op te komen staat buiten kijf, maar we moeten wel eerlijk blijven. Zo duidelijk was het allemaal niet. Daarom is Trainer juist zo’n sterk verhaal. In het kort: Trainer beschrijft de fantasieën van een twaalfjarige jongen over zijn voetbaltrainer: een grote, stoere man. Uit het verhaal blijkt dat er eerder al iets was gebeurd in het ballenhok, en nu smacht de jongen naar meer. Zijn erotisch gemijmer drijft de spanning op. Tijdens een wedstrijd flikflooien ze wat in de dugout en er wordt gehint op een rendez-vous in het ballenhok. Maar met de wedstrijd wordt ook het verhaal abrupt afgebroken: een ‘deus ex machina’ in de vorm van het fluitsignaal van de scheidsrechter; de trainer trekt zijn snel zijn handen terug.
In het NRC was de volgende synopsis van Trainer te lezen: ‘een literair verhaal voor volwassenen uit 2016 waarin een jongen betast wordt door zijn voetbaltrainer’. Dat is niet onwaar, alleen is dat niet de crux van het verhaal. Immers, wat het verhaal uniek maakt is niet de interesse van de volwassene in het kind, maar de interesse van het kind in de volwassene. Is het niet juist het onderscheidend kenmerk dat in de beschrijving van een verhaal moet worden aangestipt? In een ander commentaar werd gesteld dat het onderwerp van het verhaal ‘grooming’ is: een proces waarbij een volwassene het vertrouwen wint van een jonger persoon met als doel seksueel misbruik. Zo zou je het kunnen zien, maar ook deze omschrijving dekt de lading niet helemaal.
Hoewel in de meeste commentaren werd erkend dat het verhaal schuurt, probeerde men tegelijkertijd om de ambigue werking van Trainer te bezweren. Zo werden in een andere analyse in het NRC parallellen getrokken met een aantal klassieke verhalen: ‘De verontwaardiging bij lezers blijft uit omdat duidelijk is dat – net als bij Nabokov – het misbruikte kind het slachtoffer is, zelfs wanneer Roland opgewonden en verward raakt bij de gedachte aan zijn juf.’ Dat is mooi gezegd, maar in het geval van Trainer lijkt het eerder omgekeerd: als verontwaardiging bij de lezer uitblijft, is dat omdat het onduidelijk is of het kind slachtoffer is. En van verwarring is al helemaal geen sprake. Het is de lezer die verward is – omdat het kind dat niet is.
Vooral interessant was de analyse in de Volkskrant van Jeroen Dera, universitair docent Nederlandse Letterkunde. Ook hij erkent het ongemak. Als een van de weinigen echter, vindt hij daar in het verhaal zelf een uitweg voor. Hij zegt: ‘In de laatste alinea van het verhaal wordt echter maar al te duidelijk hoezeer we het gedrag van de trainer moeten veroordelen.’ Let op het woordje ‘moeten’.
Op de middelbare school leren jongeren dat literatuur de mogelijkheid biedt om verschillende betekenissen aan een tekst toe te kennen. Dit in tegenstelling tot andere tekstsoorten, waarin schrijvers vooral hun best doen om misverstanden uit te sluiten. Ook leren onze scholieren dat ‘open plekken’ kenmerkend zijn voor literatuur: de vragen die een verhaal oproept, maar die de tekst niet voor je beantwoordt. Het idee van literatuur is dat ze multidimensionaal is omdat de lezer de open plekken naar eigen inzicht invult. Ergo: de lezer moet helemaal niks.
Wie Trainer onbevangen leest, vindt geen concrete aanwijzingen die duiden op dreiging, schade of trauma. Op geen enkel moment is er sprake van angst of twijfel bij de hoofdpersoon. Net zo min als dat er iets wordt verheerlijkt, wordt er iets veroordeeld, of lelijk gemaakt. Trainer toont slechts. En daar begint het ongemak. Het gedrag van het kind strookt niet met ons huidige beeld van misbruik en slachtofferschap, wat een ontregelende werking heeft. Er spreken simultaan twee stemmen tot ons, en het lukt de een blijkbaar niet om de ander volledig tot zwijgen te brengen, anders zou het niet zo schuren. Er is iets in het verhaal dat we liever niet willen zien, iets waarvan we niet willen dat het bestaat. Helaas wordt de lezer niet verlost van dit ongemak. Middels het open einde wordt het conflict -een ander kenmerk van literatuur- overgedragen op de lezer, en die moet maar zien wat hij ermee doet.
De eeuwige vraag is of dergelijke, ambigue literatuur kwaad kan. Volgens sommigen heeft grensoverschrijding in kunst een kanaliserende functie; door ruimte te geven aan gevoelens en gedachten die anders onderdrukt zouden worden, voorkom je dat ze destructief worden. Verlangens die sommigen van ons hebben en waar, al dan niet terecht, een taboe op rust, krijgen zo alsnog een plaats binnen het geheel, op een veilige manier. Wie weet biedt het zelfs troost aan hen die belast zijn, een blijk van erkenning die erger voorkomt.
Terug naar de steunbetuigingen. Dat de gelederen in de publieke ruimte gesloten worden teneinde kwade krachten buiten te houden, is een begrijpelijke reflex. Progressieven zijn bang om intolerante conservatieven in de kaart te spelen of om de bloeddorst van zelfbenoemde burgerwachten aan te wakkeren. Helaas is het een reflex die niet zelden ten koste gaat van een eerlijk gesprek. Ook de intolerante reactie is enigszins begrijpelijk, vanuit conservatief perspectief bezien, maar de zorg is ongegrond. De kans dat iemand met een pedoseksuele behoefte zich na het lezen van Trainer geruggesteund voelt om tot actie over te gaan, acht ik niet groter dan dat iemand zich na het lezen van Turks Fruit aangemoedigd voelt om vrouwen in hun slaap te overmannen. Daarnaast hebben we nu eenmaal besloten dat de voordelen van de vrijheid van meningsuiting opwegen tegen de nadelen ervan, en dat geldt voor vrijheid van literatuur net zo goed: schrijvers mogen dus schrijven wat ze willen, of we dat nu leuk vinden of niet.
Dat de schrijver het zo allemaal bedoeld heeft, weten we overigens niet. Misschien weet hij het zelf ook niet. Het doet er uiteindelijk niet toe. Er kunnen dingen in een verhaal staan die de schrijver er niet zelf heeft ingezet. Eigenlijk moeten we de schrijver daarom buiten beschouwing laten.
Rest ons de vraag wat we met dit soort doodsbedreigingen aanmoeten. Dat het verhaal op internet stond was bepalend. De ophef was mogelijk, simpelweg omdat Trainer online te vinden was. Als het verhaal enkel in een marginaal papieren tijdschriftje was verschenen, had er waarschijnlijk geen haan naar gekraaid. Evenmin zou de schrijver zijn bedreigd als hem niet was gevraagd om iets voor de kinderboekenweek te doen; zodra je in de schijnwerpers staat en het om de combinatie LHBTQ en kinderen gaat, wordt je doorgelicht. Dat had men kunnen weten. Dit roept de vraag op of de organisatoren zelf eigenlijk wel op de hoogte waren van het bestaan van Trainer.
Waarschijnlijk, en dat is de literaire nederlaag, zal er voor het grote publiek niet snel meer een schrijver worden gevraagd die schurende verhalen op zijn of haar conto heeft: das war einmal. Ergens is dat jammer, want misschien zou dat precies het juiste tegengif zijn voor een publieke moraal die steeds meer afknelt: het publiek overladen met schurende verhalen. In het verleden is dat tenslotte meer dan eens succesvol gebleken.